Na het kamp Rodanborgh in Aardenburg kwamen eerst zij terecht in Noordstraat 6 Vlissingen.
Volgens mijn moeder 'een achterbuurt'. Mijn vader herinnert zich de verontschuldigingen voor het huis en het meubilair als hij kwam eten: een kleine houten tafel en 3 houten stoeltjes.
Van de oude binnenstad in Vlissingen is praktisch niets meer over.
"De Noordstraat was een straat die net als de Molenstraat parallel liep aan de Achterhaven, tegenwoordig de Spuistraat. Aanvankelijk bestond de Noordstraat uit vier delen; de Korte Noordstraat, de Blinden Ezel, de Schardijnkade en de Kousteenschedijk. De Lange Noordstraat lag aan de anderkant van de Achterhaven en heet tegenwoordig de Molenstraat. De Noordstraat was een straat die een verbinding vormde tussen de Coosje Buskenstraat en het Bellamypark, met zijstraten als; de Scherminkelstraat, Kolvenierstraat, Korte Zelke, Lange Zelke en de Kromme Elleboog. Het was een straat die een beetje leek op de Walstraat, met woonhuizen en winkels.
In de jaren '60 besloot men om de straat deels te slopen om zo het winkelhart te kunnen versterken. Vervolgens werd begin jaren '70 de straat bijna helemaal gesloopt. Nu staat er nog één huis. Er is nog een heel klein stukje van de Noordstraat over, tussen de Coosje Buskenstraat en de Schutterijstraat. Destijds waren er heel veel mensen voor een grote stadssanering... uiteindelijk is die sanering helemaal uit de hand gelopen."
Na de Noordstraat naar Steenenbeer 9
Opa en oma op de benedenverdieping. Wij op de eerste. +
Een oud tochtig en koud pand met lekkages. Inmiddels een monumentenpand.
Op zolder stonden pannetjes. Als het hard regende moest je gaan kijken of de pannetjes vol waren. Anders was je bed nat.
Bedden moesten bedenkt worden met een sprei om te voorkomen dat je bed vol lag met stof en zwart gruis van de zolder. Het gruis was afkomstig van de plaatmakerij van de Schelde. Dat werd toen nog de lucht in geblazen. De auto's zaten altijd onder de zwarte pikkeltjes.