30 December 2020
Oma Bastiaans vlucht in Bandoeng noodgedwongen drie keer met haar kinderen en vriendin naar een ander onderkomen. Ontsnappen eind 1945 ternauwernood de Bersiap in een B-25 RAPWI vlucht naar Australië[1]. Komen 10 maanden later per boot terug in Batavia, verhuizen in 1947 naar Medan en komen in 1950 terecht in een contractpension in Aardenbrug.
First version published on: 2014-11-01 |
![]() Ik schrijf sinds begin '90' verhalen en artikelen op diverse platformen. De laatste 15 jaar focus ik op de genealogie van mijn 'Indische takken' en daarmee samenhangende geschiedenis. |
Hoewel dit verhaal ruim 6 jaar geleden voor het eerst werd opgeschreven, is het werk vele jaren daarvoor begonnen. Relevante archieven zijn schaars. Zelfrapportage uit de familie is spaarzaam aanwezig. Een 'timeline', samengesteld uit aantekeningen, herinneringen, gevonden data en rapportages, fungeert als basis voor dit verhaal. |
![]() Figure 11. a/b HMAS ‘Manoora’ Brisbane - Batavia
![]() Figure 15. kamp 'Rodanborgh' Aardenburg voor een barak
|
Voor mij oma, voor anderen Elvie of tante Eef, geboren als Elvire Elise Hermina Bastiaans op maandag 4 juni 1906 in Bandoeng. Zij is een dochter van Walter Michiel Bastiaans en Jeannette Arenstine Godschalk. Oma is op donderdag 9 februari 1984 overleden in Middelburg, 77 jaar oud.
In 1930 trouwt zij met Emil Hüber. Emil is de zoon van een Duits /Zwitserse KNIL militair. Ze woonden in Bandoeng en later Batavia waar hun 2 kinderen werden geboren, mijn moeder en oom. Emil overleed in 1936 op 27 jarige leeftijd aan een verkeerd behandelde typhus infectie[2]. Behalve enkele foto’s bestaan weinig tot geen herinneringen aan Emil. Of het leven in deze periode.
Na 4 jaar als weduwvrouw te hebben geleefd, ontmoet zij halverwege 1940 C.W. Bastiaans [3] bij de een neef van Wim Rundberg. Wim is de echtgenoot van tante Bets, een zus van oma.
Zo ging dat toen. Er worden uitjes georganiseerd naar de Tangkuban Perahu en het Bandoeng basin bij de berg Sunda. Op de Norton motorfiets van opa.
Op 26 februari 1941 hertrouwt oma met Carol Wilhelm Bastiaans, een KNIL militair, op dat moment werkzaam bij de technische dienst van de luchtmacht.
In december van hetzelfde jaar vallen de Japanners tegelijkertijd Pearl Harbor, Midway en Wake Island aan. 11 januari 1942 verklaart de Staat der Nederlanden Japan de oorlog.
Het officiële begin van een reeks bittere ervaringen, vooraf gegaan door Japanse invallen elders in de regio[4].
Op 28 februari 1942 landt het Japanse 16de Leger op drie plaatsen op de kust van West-Java: ruim 20.000 man bij Merak en in de Bantambaai op de noordwestpunt van Java, en circa 3.000 man bij Eretan Wetan ten noordwesten van Cheribon. De belangrijkste Japanse doelen waren de steden Batavia, Buitenzorg en Bandoeng en het ten noorden van Bandoeng gelegen vliegveld Kalidjati. Kalidjati werd op 1 maart ingenomen. Op 8 april kapituleert het KNIL, de geallieerden op 12 maart.
De Japanners veranderden van alles zeer snel [5]. Batavia werd Jakarta, zij verboden Nederlandse scholen, sloten alle Europese scholen, of maakten die Indonesisch en confisqueerden Europese bedrijven. Bij openbare instellingen werd het spreken van Nederlands verboden. Nederlanders verdwenen in burger-interneringskampen.
Oma en de kinderen werden ongemoeid gelaten [6], zoals veel Indische vrouwen met kleine kinderen. Mannelijke familieleden, waaronder haar broers werden opgepakt, geïnterneerd en afgevoerd naar Singapore, Birma en Japan.
'Alle Indische kinderen die buiten het kamp leefden hadden geen onderwijs. Soms kregen zij stiekum les van bekenden of famile. Tegen betaling. Geld was zeldzaam, want behalve Indonesiers, werd iedereen ontslagen en dus hadden ook wij geen inkomen. Ook de pensioenen werden niet betaald, laat staan het salaris van militairen die in Japanse kampen verbleven' [7]
Hij behoorde als ML-KNIL [8] vliegtuigmonteur tot de jachtafdelingen van de 4de vliegtuiggroep (VLG IV) [9][10]. De groep heeft het Maospati Vliegveld te Madioen - Java als basis. [11].
C.W. Bastiaans is in februari 1942 gelegerd op het vliegveld Kalidjati bij Bandoeng. Op 1 maart wordt het vliegveld, na een laatste aanval van KNIL-ML en Britse troepen bij Etan Wetan [12], door de Japanners ingenomen.
Bij de KNIL-stellingen ten noorden van Bandoeng vinden op 6 maart zware gevechten plaats. Toen de Japanners tenslotte op het punt stonden naar Bandoeng door te breken, wordt de situatie uitzichtsloos. Op 8 maart werd op het vliegveld Kalidjati overeengekomen dat de algemene capitulatie van het KNIL de volgende ochtend bekend gemaakt zou worden [13].
Opa verdwijnt op 5 april 1942 voor ruim 3,5 jaar in Japans krijgsgevangenschap. Hij wordt in september 1943 per schip naar Singapore vervoerd [14] en later met de Hawaii Maru 2 [15] naar Moji in Japan. Hij kwam uiteindelijk terecht in het krijgsgevangenenkamp Fukuoka 8B [16] nabij Inatsuki.
'Hier leerde hij honger kennen en moest hij als tropenmens leren omgaan met kou en sneeuw.'
Salarissen vallen weg. Er zijn er geen inkomsten meer. Het grootste deel van de huisraad wordt voor een habbekrats verkocht.
Oma en de kinderen wonen tijdens de Japanse bezettingsperiode met andere Indische gezinnen in 1 huis aan de Gedong Sebilan 13 in Bandoeng, zodat de huur gezamenlijk kan worden opgebracht.
'Samen wonen met vreemden in een en dezelfde ruimte drukt een stempel op iedereen: alle privacy is verdwenen. Een dergelijke ervaring drukt een zwaar stempel op de rest van je leven'.
Later, ongeveer halverwege de Japanse bezetting [17], woonden ze in bij tante Tien, een zus van oma, die een kledingwinkel drijft aan de Oude Hospitaalweg[18] in Bandoeng. Huis en winkel zijn eigendom van haar vriendin Sietske Keller, een Friesin die aan het begin van de bezetting in een Japans interneringskamp wordt gestopt [19]. Met de inkomsten van de winkel en verhuur van kamers overleeft men de oorlog.
'Na een half jaar ontmoetten we Annie Vleugels, de vrouw van een collega van opa Bastiaans. Ze had geen familie en ook geen inkomen. Afgesproken werd dat ze in een kamertje kon wonen en daarvoor tante Tien helpen in de kledingwinkel. Het huis was ook een winkel die mooie stoffen verkocht. In het atelier werden jurken en kabaja’s genaaid. Er waren 10 naaisters en 1 man in dienst. Op deze manier was er een poos nog wat te verdienen. Import van stoffen was door de Jappen echter verboden en nadat alle mooie stoffen op waren hield dit op. Iedereen werd ontslagen en wij zaten zonder inkomen.
'Tante Tien is toen stiekum begonnen met het verkopen van stoffen. Dit liep redelijk goed en soms gingen we iets lekkers eten in een Chinees restaurant op de Braga. Voor ons een feest! Het restaurant "Bogerijn Restaurant" bestaat nog steeds, althans zo’n 10 jaar geleden nog wel. We pasten ook op het hondje van mevrouw Keller: Dikkie, een dwergpincer. Later verzorgden we ook nog een ander hondje van iemand in het kamp: Teske. De tuin van het huis was heel groot. Er was een schuilkelder waar altijd een halve meter water stond. Achter in de tuin stond een grote manga-boom en we hielden er kippen die ik mocht verzorgen. O ja, we hadden ook nog een witte poes: Poei-poei.'
Begin 1944 landen Amerikaanse troepen in Hollandia Nieuw Guinea en Biak. Het bevrijde deel van Nieuw Guinea komt weer onder Nederlands gezag. Britse troepen herbezetten Hongkong.
De Japanners capituleren op 15 augustus 1945[20] en 2 dagen daarna wordt de Republiek Indonesië uitgeroepen. De start van de 'Bersiap'.
De Bersiap-periode was een gewelddadige periode in de Indonesische geschiedenis die duurde van ongeveer oktober 1945 tot begin 1946. Openlijk werd opgeroepen tot "uitroeien van alle Belanda’s (Nederlanders) en alle Anjing Belanda’s (Nederlandse honden), waarmee de Indische Nederlanders werden bedoeld.
In september beginnen schermutselingen tussen Indonesische jeugd en pas bevrijdde Europeanen in Soerabaja.
'6.000 Brits-Indiase troepen arriveren om geïnterneerden te evacueren. Binnen 3 dagen begint het gevecht. 20.000 gewapende Indonesische troepen en bendes met 70.000 tot 140.000 man, doden het grootste deel van de Britse troepenmacht en staan op het punt de hele strijdmacht uit te roeien. Britse troepen trekken door Surabaya onder dekking van zee- en luchtbombardementen, maar stuiten op fanatieke weerstand. De stad wordt in drie dagen veroverd, maar de strijd duurt drie weken. Minstens 6000 Indonesiërs komen om en duizenden vluchten. 10 november wordt nu in Indonesië herdacht als Heldendag.'.
In deze periode werden de ouders en de 2 jongste broers van opa door de Indonesiërs met de klewang in hun huis in Soerabaja vermoord. Hun graf is tot op heden niet gevonden. Een oom en tante worden met hun kinderen in hun huis gedood door Britse bommen.
In Bandoeng schijnen de extremistische elementen zich op vrij groote schaal te concentreeren. Gemeld wordt, dat deze stad het hoofdkwartier zal worden van zes Indonesische divisies, die men 'bezig is te vormen. Vele menschen zijn reeds begonnen de stad te verlaten, met medeneming van hun bezittingen[21].
Het huis van tante Tien ligt niet in een wijk die onder bescherming staat van de Engelsen en zij zijn gedwongen te vluchten om het vege lijf te redden en komen terecht in een vluchtelingenhuis aan de Wenckebachlaan[22]. Vermoedelijk rond het huis van Pauline Louise Marie van Doornum-Baronesse van Utenhove, die op 28 november 1945 in haar voortuin met dum-dum kogels werd vermoord [23].
Men woonde in een bediendenhuisje en sliep op matrassen op de grond.
Tante Tien, klein en tenger maar zeer kordaat, gaat met mijn 11-jarige moeder nog een keer kijken in het huis aan de Hospitaalweg. Niet zonder gevaar, maar ze wil nog wat spullen halen, waaronder het lievelingspopje van mijn moeder. Het huis is inmiddels door de Indonesiërs leeggeroofd en vernield. De gordijnen zijn ruwweg afgeknipt.
Onlusten in Bandoeng. De BBC meldt: Op Java zijn Britsche tanks uitgezonden naar Bandoeng waar gewapende Indonesiërs in oproer zijn bij de interneeringskampen. Nederlandsche troepen hebben een aantal gewapende mannen afgeslagen, die probeerden een vliegveld te bestormen [24].
Via lijsten van het Rode Kruis werden zij op deze locatie gevonden. Eind 1945 vlogen zij met een voor transport omgebouwde RAPWI B25 Mitchell naar Australië. Het vliegtuig was overvol en men kon alleen kleine koffers met persoonlijke bezittingen meenemen [25].
We zijn in Australië beland na een stormachtige reis waarbij zoowat iedereen in het vliegtuig gedurende het laatste traject meer dood dan levend was van luchtziekte. Maar nu zijn we dan aangeland in het voormalige hoofdkwartier van MacArthur, het Columbia Camp en zijn ondergebracht in 'n soort bungalows [26].
Ze komen terecht in een opvangkamp in de buurt van Brisbane[30] waar ze ongeveer een week verblijven om aan te sterken. Daarna verhuist men naar een ex-vakantiekamp, voor een verblijf van een week of twee om aansluitend naar Bundaberg te reizen voor een verblijf van ongeveer 10 maanden. Eerst een huis in de stad, later een boerderij in de buurt. Opa werkte als vliegtuigmonteur op het nabijgelegen vliegveld voor de 'NEI Personnel and Equipment Pool' (NEI-PEP)[31].
'De „Manoora" is Zaterdag naar Ned.-Indië vertrokken met tweehonderd man Nederlandsche troepen, Australische oorlogs-bruidjes van in Australië vertoefd hebbende Nederlanders, Nederlandsche burger-evacué’s en manschappen van de Nederlandsch-Indische militaire luchtvaart aan boord, seint Aneta uit Brisbane' [32] [33] [34].
Op 28 september 1946 vertrekken oma met kinderen met de HMAS ‘Manoora’ [35] van Brisbane naar Biak. Annie Vleugels reist naar haar echtgenoot. Hij is ingedeeld bij 120 (NEI)squadron[36], die op Biak [37] is gelegerd. Oma en de kinderen stappen in Makassar over op het MS Maetsuyker en varen verder naar Batavia, waar zij op 13 oktober aankomen.
De kinderen kunnen in Batavia weer naar school. Opa werkt op 1VB 'Tjililitan’[38] en had in Batavia een onderkomen gevonden aan de Mataramweg. Zij wonen daar ongeveer 1 jaar. Daarna vertrekken zij naar Medan op Noord-Sumatra.
Opa werkt op Sumatra op vliegbasis 11VB 'Polonia' [39] als 'adjudant-onderofficier en hoofd van de hangar- en lijndienst' [40] voor het 122(NEI)Squadron. Hij is op 14 november 1946 met de eerste 12 P-51 Mustangs in een B-25 van Tjililitan naar Medan gevlogen [41]
Ook hebben de republikeinse troepen zich nog niet teruggetrokken tot 2 km. achter de demarcatielijn. Medan is nog seeds een belegerde stad [42].
Op 21 juli 1947 braken de Nederlandse troepen uit hun enclaves en daarmee was de eerste 'politionele actie' begonnen die zou duren tot 5 augustus 1947. 122 Squadron vloog 203 sorties [43]. De gebiedsuitbreiding op Sumatra bleef relatief bescheiden [44].
'In het begin mochten we niet van het terrein af'
Als zij in oktober 1947 aankomen, is de situatie op Sumatra en in Medan nog steeds bijzonder gevaarlijk. Het vliegveld ligt regelmatig onder vuur. Bij familietripjes op Sumatra gaat steevast de Brengun mee. De kinderen konden wel weer naar school. Zij wonen 2 jaar op het terrein van de vliegbasis.
Ook in 1947 gaan de gevechten met Indonesische republikeinen (TRI) door. Medan blijft een belegerde stad, met effecten op de algemene economische situatie. De watervoorziening is door de TRI afgesloten en er was een voedselblokkade.
Ondanks internationale tegenstand start op 19 december 1948 de tweede 'politionele actie' die tot 5 januari 1949 zou duren. Op Sumatra blijft de actie beperkt tot de bezetting van een aantal strategisch gelegen plaatsen in Republikeins gebied [44]. 122 Squadron vliegt 206 sorties [45]. De Staat de Nederlanden wordt door de VN gesommerd de vijandelijkheden te staken en de Indonesische leiders vrij te laten. Op 27 december 1949 komt er een einde aan het Nederlandse koloniale bewind in Nederlands-Indië.
Begin 1950 voer men met een klein Hollands hospitaalschip 'Meatsuyker’[46] van Medan naar Jakarta. Na een kort verblijf werden zij in konvooi van hun verblijfplaats naar Tanjung Priok gebracht. Op 6 juni 1950 van Tanjung Priok met MS ‘Fair Sea’[47] naar Nederland vertrokken. Het schip kwam op 10 juli 1950 aan in Rotterdam.
Het gezin komt terecht in het contractpension[48] Rodanborgh bij Aardenburg terecht.
'Rodanborgh', gelegen aan de Akkerstraat [49], was een van de opvangkampen, eufemistisch 'woonoord' genoemd [50], waar Indische nederlanders en Molukkers werden gehuisvest nadat zij uit Indië naar Holland waren gekomen.
Ik heb begrepen dat dit voormalige werkkamp [51] uit de tweede wereldoorlog nog een tijd dienst heeft gedaan als vakantieparkje. Het is inmiddels afgebroken [52].
Volgens mijn moeder was het in het kamp niet heel erg druk en zij waren daar 'enkele maanden'. Hoe lang het park na hun vertrek nog als opvangkamp functioneerde is me onbekend.
Later worden ze gehuisvest in Vlissingen. Eerst in de Noordstraat, later aan de Steenenbeer.
Oma en opa woonden tot mijn 12de onder ons in hetzelfde huis (Steenenbeer 9). Dit huis was vaak erg vol met familie en kennissen. Zo’n beetje elke zondag kwamen er mensen langs en bleven eten. Gezellig.. Later woonde zij met opa in de Wilhelminastraat. Na haar scheiding woonde zij de laatste jaren van haar leven bij ons thuis.
Zij had daar een eigen kamer. Dit betekende dat de 'aanloop' van familie en kennissen weer toenam. Opa woonde de laatste jaren van zijn leven in Amsterdam.
Het contractpension ic 'kamp' Rodanborgh is in april 1950 geopend vor KNIL militairen en hun gezinnen.
![]() ca 1950 |
|
Na het kamp Aardenburg kwamen zij terecht in Noordstraat 6 in Vlissingen.
Volgens mijn moeder 'een achterbuurt'. Mijn vader herinnert zich de verontschuldigingen voor het huis en het meubilair als hij kwam eten: een kleine houten tafel en 3 houten stoeltjes.
De panden zijn inmiddels gesloopt. Van de oude binnenstad is praktisch niets meer over.
"De Noordstraat was een straat die net als de Molenstraat parallel liep aan de Achterhaven, tegenwoordig de Spuistraat. Aanvankelijk bestond de Noordstraat uit vier delen; de Korte Noordstraat, de Blinden Ezel, de Schardijnkade en de Kousteenschedijk. De Lange Noordstraat lag aan de anderkant van de Achterhaven en heet tegenwoordig de Molenstraat. De Noordstraat was een straat die een verbinding vormde tussen de Coosje Buskenstraat en het Bellamypark, met zijstraten als; de Scherminkelstraat, Kolvenierstraat, Korte Zelke, Lange Zelke en de Kromme Elleboog. Het was een straat die een beetje leek op de Walstraat, met woonhuizen en winkels.
In de jaren '60 besloot men om de straat deels te slopen om zo het winkelhart te kunnen versterken. Vervolgens werd begin jaren '70 de straat bijna helemaal gesloopt. Nu staat er nog één huis. Er is nog een heel klein stukje van de Noordstraat over, tussen de Coosje Buskenstraat en de Schutterijstraat. Destijds waren er heel veel mensen voor een grote stadssanering… uiteindelijk is die sanering helemaal uit de hand gelopen."
bron: Peter Hendrikse op Facebook [53]
![]() Noordstraat Vlissingen jaren '60. |
![]() Noordstraat Vlissingen jaren '60. No.6 is het derde huis van links. |
Een oud tochtig en koud pand met lekkages. Inmiddels een monumentenpand. Op zolder stonden pannetjes. Als het hard regende moest je gaan kijken of de pannetjes vol waren. Anders was je bed nat. Bedden moesten bedekt worden met een sprei om te voorkomen dat je bed vol lag met stof en zwart gruis van de zolder. Het gruis was afkomstig van de plaatmakerij van de Schelde. Dat werd toen nog gewoon de lucht in geblazen. De auto’s zaten altijd onder de zwarte pikkeltjes.
![]() (Martha Gomes) |
![]() ca. 1905 (Cees van der Waal) |
© 2010 - 2021 | Roel Bazuin | Written in Asciidoc | Baked with JBake v2.6.5
| CC BY-NC 4.0 license |